Vincent Blok is professor Techniekfilosofie (Wageningen University). In onderstaande tekst toont hij aan hoe in de filosofie de aarde ongedacht gebleven is. Hij stelt een transitie voor, van wereld naar aarde.
Elke ervaring van mensen, dieren en dingen sluit al een tweede ervaring in van de wereld als betekenisvolle omgeving waarop we kunnen rekenen. Op de fiets hoef ik niet na te denken over de betekenis van stoplichten en verkeersborden, hoef ik niet te reflecteren over het gladde wegdek bij het nemen van de bocht of de aanrollende windstoten die mij iets tegen de wind in doen sturen. Ze vormen een landschap waar je doorheen loopt of rijdt en blindelings de weg vindt. Normaal gesproken vormt dit landschap een stabiele achtergrond voor ons doen en laten in de wereld, maar in tijden van klimaatverandering blijkt dat landschap helemaal niet zo stabiel. Denk bijvoorbeeld aan het stuk land van negen hectare dat twee jaar terug afbrak in Noorwegen en door de zee werd verzwolgen. Mensen raakten niet alleen huis en haard kwijt, maar ook de vertrouwde wereld waar ze altijd op rekenden zonder er over na te denken.
We nemen de ervaring van die instabiele wereld tot uitgangspunt om over onze plaats op aarde na te denken. Het probleem is dat ons denken over wereld altijd gepaard gaat met het denken over de menselijke bewoning ervan. Als ik zeg dat we altijd al in een betekenisvolle wereld leven waarin ik weet wat mij te doen staat, dan is die wereld alleen gegeven in mijn feitelijke bewoning van die wereld; in mijn voorzichtig aansnijden van de bocht op het natte wegdek en in mijn tegensturen om te corrigeren voor de rukwinden geeft de wereld als betekenisvolle omgeving pas van zich blijk. Je kunt kritiek hebben op het antropocentrisme van deze gedachte en zeggen dat ook dieren een wereld hebben; een vogel weet hoe ze een predator weg moet lokken van haar nest en weet hoe hoog ze moet vliegen om hem te laten toehappen zonder gegrepen te worden. We kunnen zelfs nog verder gaan en zeggen dat mensen, dieren en dingen met elkaar verbonden zijn in een netwerk van relaties. Daarin is geen ruimte meer voor de mens als master of the universe en vervagen grenzen tussen mens en natuur, mens en machine, feit en fictie ten gunste van een wereld waarin mensen, dieren en dingen vervloeien tot een symbiotisch geheel.
David Gosker, Bye Bye Darwin 1 (2004)
En toch is ook deze visie op de wereld, die je bij filosofen zoals Latour en Haraway kunt vinden, nog steeds antropocentrisch. De mens staat weliswaar niet langer tegenover de wereld en maakt er inderdaad onderdeel van uit, maar de wereld wordt nooit zonder de mens als integraal onderdeel daarvan gedacht. Dat kan ook niet anders als de wereld alleen gegeven is onze menselijke en niet-menselijke bewoning ervan.
En toch was er een tijd dat er nog geen mensen waren, een tijd waarin de aarde ontstond als steen in het heelal die dankzij een hele specifieke afstand tot de zon het leven op aarde mogelijk maakte. Het ontstaan van de aarde in de geschiedenis van het universum is niet alleen noodzakelijke voorwaarde voor het feitelijke verschijnen van mensen, dieren en dingen als aardbewoners. Voor zover zij vervloeien in de wereld waarin zij altijd al thuis zijn, is het verschijnen van de aarde in de geschiedenis van het heelal ook noodzakelijke voorwaarde voor de menselijke en niet-menselijke bewoning van de wereld. In filosofische termen kun je dit de apperceptie van aarde noemen. Fenomenologen zoals Husserl leerden dat in elke perceptie van mensen, dieren en dingen een tweede perceptie meeloopt, namelijk van de wereld als betekenisvolle omgeving waarin ik mij altijd al thuis weet. Wat in de voorstelling van wereld vergeten blijft is dat elke ervaring van wereld teruggaat in de apperceptie van de aarde als mogelijkheidsvoorwaarde voor onze bewoning van de wereld. Wat blijkt is dat ons bestaan in de wereld teruggaat op ons bestaan op aarde.
Die aarde is niet alleen mogelijkheidsvoorwaarde voor onze bewoning van de stabiele wereld waarop we kunnen rekenen, maar bedreigt die stabiliteit ook door de mogelijkheid van tsunami’s, vulkanen en verschuivende tektonische platen. De introductie van de aarde als grond van wereld biedt gelegenheid de stabiele wereld waarin we thuis zijn te denken, en tegelijkertijd de aarde die altijd verder reikt dan de wereld van relaties tussen mensen, dieren en dingen.
Nu is het gekke dat die aarde in de filosofische traditie ongedacht gebleven is. Materie wordt vanuit de vorm gedacht, zoals bij Aristoteles, in relatie met de mens als zin van de aarde, zoals bij Nietzsche, of vanuit wereld, zoals bij Heidegger. Daarom is het zaak dat de filosofie haar aandacht verschuift van wereld naar aarde en vraagt naar de aarde als materiële voorwaarde die is ontstaan in de geschiedenis van het universum, voorafgaand aan het ontstaan van de mens als aardbewoner en voorafgaand aan de menselijke bewoning van de wereld.
Vincent Blok (2022), Van wereld naar aarde. Filosofische ecologie van een bedreigde planeet. Boom: Amsterdam.
Wat is het verschil tussen ons bestaan in de wereld en ons bestaan op aarde? In tegenstelling tot de symmetrische relatie tot de wereld waarin de grenzen tussen mensen, dieren en dingen vervloeien tot een symbiotisch geheel, hebben we een asymmetrische relatie tot de aarde die weliswaar eruptief is maar ongenaakbaar blijkt voor onze pogingen er een relatie mee aan te knopen. Ons leven op aarde stelt een grens aan de wereld waarin mensen, dieren en dingen vervloeien tot een symbiotisch geheel, en opent een eco-centrisch perspectief op de relatie tussen wereld en aarde.
Een aanwijzing naar de aarde vinden we wanneer we een Gestalt-switch overwegen.
Gestalt-switch van een vaas/profiel van een gezicht
Dat de figuur hierboven als vaas of als profiel van een gezicht verschijnt ligt niet aan het afgebeelde ding – vaas of gezichtsprofiel – of de onderdelen daarvan: neus, mond, ogen, voet, kelk. Het is immers één en hetzelfde ding dat als vaas of als profiel van een gezicht verschijnt. Eerder is het zo dat de figuur de betekenis van de figuur betreft die te midden van het beschrijfbare ding nu eens verschijnt als vaas en dan weer als gezichtsprofiel. We kunnen dit een Gestalt-switch noemen, waarbij hetzelfde ding dankzij de gestalte nu eens als vaas en dan weer als profiel van een gezicht verschijnt, zonder dat die twee betekenissen tot elkaar gereduceerd kunnen worden.
We kunnen wereld als zo’n gestalte begrijpen. Net als de vaas en het profiel van een gezicht kunnen we wereld niet afleiden van de dingen, maar verschijnt ze te midden van de fysisch beschrijfbare dingen als het geheel ervan. Als we het begrip van de gestalte oprekken om wereld en later ook aarde te denken, dan moeten we een psychologische interpretatie van de gestalte afwijzen. De gestalte van wereld is niet alleen een kwestie van waarneming of wereld-beschouwing, want dan veronderstellen we een positie te hebben buiten die wereld en is die wereld een object van onze beschouwingen. In het geval van wereld is daarentegen geen sprake van een verandering van de beschouwing van de wereld, want ze is alleen gegeven in mijn feitelijke bewoning van die wereld. Wereld is niet van ons of van de dingen, maar kunnen we denken als gestalte van de vaas of het profiel van een gezicht, die ook niet afhankelijk is van onze waarneming of van het ding zelf.
In hoeverre biedt de Gestalt-switch nu ook toegang tot de aarde als materiële voorwaarde die is ontstaan in de geschiedenis van het universum, voorafgaand aan het ontstaan van de mens als aardbewoner en voorafgaand aan de menselijke bewoning van de wereld? Om de Gestalt-switch van de vaas naar het profiel van een gezicht te begrijpen, gebruiken Gestalt-psychologen de begrippen figuur en grond. We kunnen het verschil tussen de vaas en het profiel niet verklaren op grond van de figuur, maar door de achtergrond die het plaatje omkadert. Als we de figuur begrijpen vanuit het zwarte deel van de achtergrond, dan verschijnt ze als profiel van een gezicht. En als we haar vanuit het witte deel van de achtergrond begrijpen, dan verschijnt ze als vaas. Dankzij de figuur en de achtergrond verschijnt een en hetzelfde ding dan weer als vaas en dan weer als profiel van een gezicht.
Het belang van de achtergrond wordt duidelijk zodra we een vergelijkbare figuur zonder achtergrond bekijken.
Eendimensionale feitelijkheid van een vaas
In dit voorbeeld is geen sprake van een achtergrond, waardoor we de figuur strikt genomen alleen vanuit het zwart als vaas kunnen begrijpen. Dankzij de afwezigheid van de achtergrond indiceert het plaatje alleen die eendimensionale feitelijkheid van een vaas en niets dan dat.
Als we de overgang van de vaas naar het profiel van een gezicht als transformatie begrijpen, dan is die transformatie pas mogelijk dankzij de combinatie van figuur en grond. Als we de figuur als wereld begrijpen, dan kunnen we de aarde als grond denken. Zoals het de achtergrond van de figuur is die de gestalt-switch van vaas naar profiel mogelijk maakt, zo is het dankzij de aarde zo dat de wereld voorbij de feitelijke eendimensionaliteit van de dingen van zich blijk geeft.
Die aarde als grond betreft het buiten-gewone en onbekende. Alles wat ons normaal gesproken bezighoudt, betreft het gewone en bekende dat we ontmoeten in de betekenisvolle wereld. Normaal gesproken begrijpen we de aarde als onderdeel van die wereld waarin we thuis zijn. Maar de aarde als grond en voorwaarde is geen onderdeel van het gewone en vertrouwde van de wereld. Aarde is allereerst buiten-gewoon in de zin dat ze al bestond voor het tijdperk van de menselijke bewoning van de wereld. Bovendien is de aarde buiten-gewoon in de zin dat ze inherent instabiel is en gekenmerkt wordt door erupties van vulkanen, verschuivingen van tektonische platen en overstromingen. Dit eruptieve van de aarde kan de vertrouwde wereld plotsklaps bedreigen; de aarde is excessief, uitbundig en buitensporig. Zulke erupties en veranderingen bedreigen niet alleen onze dijken en steden met haar bewoners. Door zulke erupties verliezen de dijken en huizen die onze vertrouwde wereld constitueren hun zin. De geschiedenis van de aarde laat zien dat er een fundamentele asymmetrie bestaat tussen de aarde en de menselijke bewoning van de betekenisvolle wereld. Ze blijft in dat opzicht een terra incognita, een bestaan “Beyond the Tides” zoals Chabliz bezingt.
Het buitengewone van de aarde is dat ze enerzijds de instabiele en eenmalige voorwaarde is voor het verschijnen van de mens in een betekenisvolle en relatief stabiele wereld (de bewoning van de wereld als symmetrische relatie van mensen, dieren en dingen). Het buitengewone van de aarde is anderzijds dat ze zich onttrekt aan de mogelijkheid haar onder te brengen in die betekenisvolle wereld en haar ook altijd dreigt te ondermijnen. Ze houdt zich afzijdig van de vraag of zo een bewoning ontstaat of vergaat (de bewoning van de aarde als asymmetrische relatie). Dit impliceert dat de aarde onverschillig is ten aanzien van de vraag of mensen, dieren en dingen er een relatie mee hebben of niet.
Hoe doe je dat, bestaan op de aarde en in de wereld? Beide vallen niet samen, want mijn bewoning van de wereld is symmetrisch en mijn bewoning van de aarde asymmetrisch. Ons denken is uiterst geschikt om ons te bezinnen op onze bewoning van de wereld, maar daarbij blijft de aarde vergeten. Wat nodig is, is dat we ‘nee’ zeggen tegen de wereld waarin we thuis zijn. Alleen leidt dit ‘nee’ tegen de wereld nu niet tot de zelf-interesse die de filosofie tot op de dag van vandaag beheerst. De filosofische aandacht voor de singulariteit van het menselijk bestaan is niet langer mogelijk, want de aarde toont juist de trivialiteit van het zelf vanuit een siderisch, dat wil zeggen aards perspectief. Het is de singulariteit en eenmaligheid van het antropisch principe dat de menselijke bewoning van de aarde mogelijk maakt, die onze aandacht vraagt.
De trivialiteit van het zelf ontslaat ons van een antropocentrische oriëntatie. We moeten juist aandacht vragen voor de singulariteit van de aarde, die in de geschiedenis van het universum plotseling is ontstaan als conditie voor de menselijke bewoning van de wereld, maar voor hetzelfde geld nooit tot de menselijke bewoning van de wereld aanleiding had gegeven. Het ‘nee’ zeggen tegen de wereld bestaat niet in transcendentie – het overstijgen van wereld – of in rescendentie – onze inkeer in de aarde – maar in een an-archisch bestaan als outsider waarin de vertrouwdheid van de wereld waarin we thuis zijn voor een moment wordt doorbroken om zo een glimp op te vangen van ons bestaan op aarde, om zich vervolgens weer te sluiten.
Melvin Moti , Dreamlife (2020)
Het is niet alleen aan de filosofie om de aarde te denken. Het vergt de vereende krachten van literatuur en poëzie, kunst en muziek. Peter Verhelst geeft in de dichtbundel Nieuwe sterrenbeelden (2008) bijvoorbeeld een aanwijzing die te denken geeft in Tussen muren die er niet zijn onder een dak dat er onmogelijk kan zijn op een vloer van niets:
…
Dit is de vloer waar we als kind hebben gelegen
Waar we leerden lopen links rechts links rechts
Waar we in cirkels leerden lopen
Geen begin geen einde zonder hoop zonder verlangen
Almaar harder rennend
Ons te buiten lopen buiten onszelf
Onszelf inhalend onszelf voorbijlopend onszelf achterlatend
…
De aarde als waar, als vloer van niets, als localiteit van mijn rondgang in de wereld.
vincent.blok@wur.nl