Geluiden
In een van de vorige bijdragen (Vuurzwamveervleugelkevers) hebben we antropoloog Anna Lowenhaupt Tsing aan het woord gelaten met een citaat uit haar boek The Mushroom at the End of the World. On the Possibility of Life in Capitalist Ruins (2015). Ze had daarbij aandacht voor de kunstenaar John Cage die zich afvroeg of sporen van paddestoelen geluid voortbrengen wanneer ze op de aarde vallen en of dit ook het geval is wanneer kleine insecten in paddestoelen kruipen. Cage dacht daarbij aan pizzicati of aan de geluiden van een gamelan.
Wat Cage zich voor de geest haalde vertoont verwantschap met het geluid dat houtwormen produceren wanneer ze actief zijn. In 25 Woodworms, Wood, Microphone, Sound System (2009) versterkt de kunstenaar Zimoun het geluid van larven van de houtwormkever. Telkens wanneer het kunstwerk wordt getoond, ontstaat er een specifieke ‘compositie’, omdat de activiteit van de houtwormen afhankelijk is van het stuk hout waarin ze hun gangen boren en van omgevingsfactoren zoals temperatuur en luchtvochtigheid. 25 Woodworms, Wood, Microphone, Sound System was in 2022 een van de presentaties op de tentoonstelling Biotopia in Le Pavillon (Namen). Het uitgangspunt van Biotopia past volledig bij de filosofie van de website On things and thinking: design and nature: “Biotopia stelt voor om van gezichtspunt te veranderen, om ons onder te dompelen in het hart van niet-menselijke samenlevingen en om ons open te stellen voor de diversiteit van manieren van zijn.”[1]
Het versterken van geluiden die we niet kunnen horen is in de tentoonstelling Biotopia ook aan de orde in Conversation métabolite (2022) van de kunstenaar Antoine Bertin. De geluidsinstallatie is het resultaat van Bertins samenwerking met wetenschappers die coccolithoforen (eencellige algen) bestuderen. Die wetenschappelijke context klinkt door in de omschrijving van het werk in de bezoekersgids: “Coccolithoforen zijn nano-planktonachtige planten. Eén enkele druppel oceaan bevat duizenden van deze organismen die onzichtbaar zijn voor onze zintuigen. En toch produceert fytoplankton door zonlicht op te vangen 60% van de zuurstof die wij inademen, zelfs meer dan bossen op het land. In deze installatie is de kunstenaar Antoine Bertin vooral geinteresseerd in de semiochemische studie van plankton, in hun taal dus. Tijdens hun bloeiperiode, die verscheidene weken kan duren, wisselen coccolithophora chemische woorden, zgn. “metabolieten”, met elkaar uit. De kunstenaar volgde wetenschappers die coccolithoforen bestudeerden tijdens een expeditie naar Zuid-Amerika. De concentraties metabolieten die tijdens de expeditie werden gemeten, werden vertaald in geluiden zodat de bezoekers zich kunnen onderdompelen in de gesprekken van een vorm van aquatische en plantaardige intelligentie.”
‘Geraakt’ worden door geluid in de natuur is een thema dat velen intrigeert. Op poëtische wijze verwoordt Caro Van Thuyne dit verlangen in de roman Lijn van wee en wens (2011), inhakend op de overtuiging van componist Richard Skelton dat “the landscape is full of voices, audible and inaudible. Its contours and reliefs are a patterning of melodies, and the music I create is a string, resonating in sympathy.”[2] In haar roman citeert Caro Van Thuyne Skelton: “Could I become a string, resonating in sympathy with the landscape’s inaudible melodies?”, waarop zij verdergaat: “Kan ik? Een snaar worden die meezindert met de onhoorbare melodieën van het land waarover ik loop? Het vlammig begloeien van de lucht voelen zinderen, het capriolen van de kieviten rakelings boven de natte weilanden voelen suizen door mijn spieren, hun baltsgejuich voelen weerkaatsen, de sensuele synchrone choreografieën van de futen in mijn eigen leden voelen, het koppen van het zwartblauwe water in mijn botten, het zachte melancholieke roepen van de wulpen voelen echoën als ze overtrekken in die broze porseleinen lucht…”[3]
Misschien kunnen we ook geluid denken bij processen die we volstrekt niet linken aan auditieve contexten. In Wormmaan (2021) beeldt Mariken Heitman zich in hoe fotosynthese zou klinken. “We denken niet dagelijks aan fotosynthese. Had het een geluid, dan zou alles anders zijn. Bij de eerste grijze lichtstralen zou een zacht gemurmel ontstaan. De bomen die uittorenen boven iedereen zetten hun bladgroenkorrels in werking. De groene pomp begint, koolstofdioxide komt het blad binnen en zuurstof treedt eruit, al die bladeren ademen. Zachte klikjes klinken, van het breken en herschikken van moleculen. Zoevend worden suikers naar groeipunten verscheept. Terwijl het licht aan kracht wint, de zon steeds hoger stijgt, zal het gemurmel en geklik plaatsmaken voor een bescheiden, meerstemmig gesuis, want ook struiken en kleine bomen vangen aan, ook hun bladgroenkorrels vangen licht en assimileren moleculen. Breken, husselen, bouwen, verschepen. De aarde raakt op drift, het ademen klinkt steeds luider. En dan, terwijl de zon op weg is naar zijn zenit, zullen het gras, de kruiden en de landbouwgewassen beginnen te zingen, hoog en harmonieus. Ze zullen de insecten overstemmen, de vrachtwagens, fabrieken en vliegtuigen, ze vormen een aaneengesloten tapijt van geluid. Hun synthese is scherp en snel, zij hebben niet meer dan een seizoen de tijd om te komen tot een finale, tot zaad. Een koor van alchemistisch groen dat uit het schijnbare niets, uit gas en licht, stof maakt. Tot de zon, voorbij zijn hoogtepunt, langzaam zakt en eerst de lage kruiden, dan de struiken en uiteindelijk de bomen hun adem inhouden en hun zingen staken. Met de nacht verstilt de aarde, tijdelijk.”[4]
Ook wie gewoon de tijd neemt om naar de natuur te luisteren, hoort veel. Robin Wall Kimmerer, professor Environmental Biology en oprichter en directeur van het Center for Native Peoples and the Environment aan de State University of New York College of Environmental Science and Forestry, schrijft in haar boek Braiding Sweetgrass. Indigenous Wisdom, Scientific Knowledge, and the Teachings of Plants (2013): “Ik kom hier om te luisteren, om me in de ronding van een wortel in een zachte kom van dennennaalden te nestelen, om tegen de zuil van een weymouthden te leunen, om de stem in mijn hoofd uit te schakelen tot ik de stemmen erbuiten hoor: het shhh van wind door naalden, water dat over rotsen druppelt, een boomklever die trippelt, aardeekhoorns die graven, beukennoten die vallen, een mug in mijn oor, en nog iets – iets wat ik niet ben, iets waarvoor we geen taal hebben, het woordeloze zíjn van anderen waarin we nooit alleen zijn.”[5]
Je moet er zelfs niet ver voor lopen. Luister hier naar korte opnamen in de omgeving van enkele kleine steden in België.
Lut Pil
[1] https://www.le-pavillon.be/nl/tentoonstellingen/biotopia
[2] Richard Skelton in Mark Peter Wright, Fifteen Questions with Richard Skelton. Sympathetic resonance, https://www.15questions.net/interview/fifteen-questions-interview-richard-skelton/page-1/
[3] Caro Van Thuyne, Lijn van wee en wens, Amsterdam: Koppernik, 2021, p. 70. Het citaat komt uit Richard Skelton, Landings, Xylem Books, 2019.
[4] Mariken Heitman, Wormmaan, Amsterdam-Antwerpen: Contact, 2021, p. 217-218.
[5] Robin Wall Kimmerer, Een vlecht van heilig gras. Hoe de natuur, wetenschap en traditionele kennis ons leren respectvol met de aarde om te gaan, vertaald door Nicole Seegers, Haarlem: Uitgeverij Altamira, 2022, p. 77.