rusteloos wacht ruimte in het plooien van de tijd
Mijn werk ontstaat vanuit een onderzoek naar hoe we onze omgeving waarnemen, voor waar aannemen en verbeelden. Het ‘werk’ dient te werken in en met zijn omgeving, met aandacht voor de veranderende omstandigheden binnen en buiten een ruimte, als gevolg van – gewilde of ongewilde – menselijke en niet-menselijke interactie.
“What if we loosened the tie between participation and human language use, encountering the world as a swarm of vibrant materials entering and leaving agentic assemblages?” (Jane Bennett, Vibrant Matter: A Political Ecology of Things, 2010: 107). Deze vorm van participatie maakt ons niet alleen bewust van wat ‘onderhuids’ aanwezig is in ruimten, het manipuleert ook onze percepties en vestigt de aandacht op het effect dat mensen en niet-mensen hebben op hun omgeving. Hierdoor wordt een bepaalde vorm van ‘becoming-with’ mogelijk (Donna Haraway, Staying with the Trouble: Making Kin in the Chthulucene, 2016).
Mijn onderzoek is erop gericht om de relatie die mensen hebben met de ruimten die ze bewonen/gebruiken op nieuwe manieren te ‘verstrengelen’, onder meer door onze fysieke ruimte op te vatten als een complex weefsel, verstrengeld in socio-politieke, culturele, historische en economische condities.
Voor de tentoonstelling ‘sporen van binnen en buiten’ (Bram Van Breda – Jo Van Rijckeghem in Hilde Vandaele Art Gallery 2021) maakte ik een groot textiel werk, een impressionistisch schilderij van textiel, een scène, getiteld Terra Nullius (2021). Want net als Vincent van Gogh, die zijn kleurencomposities bepaalde aan de hand van gekleurd garen, bouwde ik het beeld in kleurtoetsen op. Ik liet me voor dit werk inspireren door het spanningsveld tussen natuur en cultuur. Welke betekenis draagt ‘natuur’ vandaag, en vanaf welk punt wordt het cultuur? De basis voor dit wandtapijt, een afvalproduct van de textielindustrie, kende immers reeds aanwezige grafische tekeningen, die me deden denken aan de stammen van de omringende bomen. Met aandacht voor het ruimtelijke aspect van het beeld, tast ik met dit werk de grenzen van het textiele medium af.
Wanneer neemt het textiel de ruimte in? Wanneer wordt de ruimte textiel? En hoe kan een beeld de ruimte innemen? Met lussen aan de muur opgehangen, wordt het landschap uit zijn context gehaald en als een herinnering, een souvenir, een scène voor een theaterstuk gepresenteerd. Het is een draagbaar beeld, overeenkomstig de geschiedenis van het wandtapijt, dat van kasteel tot kasteel meegenomen werd.
Bram Van Breda