Oceaan(land)schappen: horen, zien en voelen
Filip Volckaert is professor in de biologie (KU Leuven) gespecialiseerd in mariene ecologie en biodiversiteit. In onderstaande tekst beschrijft hij vanuit zijn vakgebied de interne werking van de zee. Het “oceaanschap” komt tegenover het “landschap” te staan waarmee we als mens meer vertrouwd zijn. Volckaert pleit ervoor dat we rekening houden met de wetenschappelijke inzichten om tot een aanpak op lange termijn te komen.
De wetenschapper maakt de zee zichtbaar
Ongeschikt voor de (meeste) zoogdieren
Denken en voelen als mariene organismen versus visvangst
De verandering van de zee en de wil van de mens
De zee fascineert
De zee fascineert. Het weidse kustlandschap brengt rust, natuurhistorische filmbeelden wekken verwondering op bij jong en oud, en wetenschappers worden geconfronteerd met een onuitputtelijke bron van vragen. Mensen houden zeker en vast van de zee, maar hechte boezemvrienden zijn ze niet. Tijdens het aangename zomerseizoen zijn West-Europese zandstranden druk bezet en een vakantie langs een tropische kust, palmbomen en duikexcursies incluis, staat op veel verlanglijstjes. Als het zakelijk de moeite loont wordt vis gevangen, aardolie opgepompt en vracht verscheept door weer en wind. En oh ja, de zee is een ideale plaats voor het laten verdwijnen van ongewenste stoffen; ooit was “storten” de oplossing, nu spreekt men van selectief verwijderen.
Eten en gegeten worden
Maar is de zee dan zo verschillend van land, waar we elk hoekje verkenden, de helft van alle ijsvrij land bewonen, megasteden bouw(d)en en meer dieren in huis houden dan er in het wild rondlopen? Ook in zee is er een bodem, met een reliëf van vulkaankraters, riffen, grondverschuivingen, zandbanken en vooral immens uitgestrekte moddervlaktes. Het leven is georganiseerd net zoals aan land: groot eet klein; eten en gegeten worden is het adagio. Breugel de Oude verbeeldde dat mooi in de gravure De grote vissen eten de kleine. Als je van eten en gegeten worden spreekt, dan komt metabolisme ter sprake: opeten, verteren tot kleine moleculen, opnemen in het lichaam en zorgen voor energie of nieuwe moleculen samenstellen. De complexe relaties tussen prooi en predator vormen de basiselementen van een voedselweb. Heel veel soorten organismen maken deel uit van het voedselweb, dat door zijn diversiteit en lange evolutie van nature uit heel robuust is. Er mag al een soort het tijdelijk minder goed doen zonder dat de gevolgen desastreus zijn. Spijtig genoeg wordt de robuuste zee meer en meer zwaar op de proef gesteld. Aan de basis van het voedselweb is er enerzijds het fytoplankton en anderzijds de fascinerende microbiële wereld van virussen, bacteriën en eencellige organismen. Deze virussen, bacteriën en eencellige organismen zorgen voor het recycleren van afvalstoffen (denk aan uitwerpselen allerlei) en dode materie. Maar infecties door microben en parasieten houden ook de gastheerpopulaties onder controle (killing the winner). Het kan vreemd lijken maar door het remmen van de populatiegroei zorgen ze zo voor het behoud van diversiteit.
De wetenschapper maakt de zee zichtbaar
In zee staan er geen bomen en struiken; diepzeeduiken door een bos zit er echt niet in. Dat zou grote verwondering moeten opwekken bij een verstokte landrot. Dankzij de beste microscopen begrijpen wetenschappers dat eencellige wieren (fytoplankton) de motor zijn van de oceanen. Met de hulp van zonlicht zet fytoplankton CO2 om in complexe koolstofmoleculen die de cel opbouwen, in leven houden en als voedsel dienen voor alle organismen die CO2 niet kunnen omzetten in complexe moleculen. Een ongelooflijk grote diversiteit aan eencellige organismen dient als voedsel voor een leger “dierlijke” microben en kreeftjes (de copepoden). Het grootste deel van het leven in zee speelt zich dus af op microscopisch en zelfs submicroscopisch niveau. Mensen kunnen het volledige spectrum van leven in zee niet “zien” zonder een batterij aan hulpmiddelen, wat natuurlijk de waardering voor zeeleven stremt. Onbekend is onbemind. Wetenschappers beschikken over een uitgebreid assortiment aan hulpmiddelen om het onzichtbare zichtbaar te maken. Dat gebeurt niet alleen met optische microscopen, maar ook met electronen- en lensvrije microscopen, sensoren gemonteerd op satellieten, schepen en boeien, DNA-moleculaire technieken, isotoopanalyse, traceertechnieken met tags die data stockeren, en noem maar op. Al die methoden zijn ontwikkeld en worden gebruikt door hooggeschoolde wetenschappers. Een paar voorbeelden verschaffen meer duidelijkheid over de laatste snufjes. De aanwezigheid van de ooit algemene vleet (een zeldzame rog) in de Noordzee wordt bij gebrek aan vangsten nu vastgesteld met waterstalen waarvan de samenstelling wordt getoetst met moleculaire methoden op vrij DNA van de vleet. Lederschildpadden worden met een zendertje annex diepte- en temperatuursonde gevolgd op hun wereldwijde verplaatsingen tussen paaigrond (een strand) en voedselgrond (de open zee). De levenscyclus van volwassen tong wordt afgeleid uit het patroon van groeiringen en chemische samenstelling van de gehoorsteentjes (otolieten), een verkalkte structuur die in de kop aanwezig is.
Maar er is meer. In tegenstelling tot het land, is de oceaan gevuld met water en stelt zo een gigantisch grote ruimte ter beschikking aan het zeeleven. Reken daarbij dat leven zweeft en drijft in water zonder enige nood aan vliegen. Nog een voordeel is dat plantaardig leven voedingsstoffen uit het water opneemt door de celwand. De oceaan is een fantastische leefomgeving; dat wordt bewezen door de grote biodiversiteit en het ontstaan van leven in de oceaan. Soorten tellen is serieus werk en een favoriete bezigheid van biologen; naar schatting 2,2 miljoen soorten leven er in de oceaan. Het is wellicht een onderschatting. Daarnaast zijn er onnoemelijk veel populaties van elke soort, elk met hun typische genetische diversiteit. Denk aan de zeebaars, waarvan de populaties in de Atlantische Oceaan fel verschillen van deze in de Middellandse Zee, die op hun beurt verschillen tussen het Westelijk en Oostelijk Bekken van de Middellandse Zee, enzovoort.
Ongeschikt voor de (meeste) zoogdieren
Voor zoogdieren, de mens inbegrepen, is de oceaan echter een hoogst ongewone omgeving. We houden het enkel uit in zee met hulpmiddelen, weze dat een schip, duikpak of kunstmatig eiland. Enkel walvissen en zeehonden keerden ooit van land naar zee terug, maar dan wel voorzien van een dikke speklaag en een gestroomlijnd lichaam dat zwemmen vergemakkelijkt. Spijtig genoeg is hun grootste vijand een verwant zoogdier, de mens. Sinds mensenheugenis worden ze bejaagd, eerst door ze op te jagen naar ondiepe wateren, nu met behulp van uitermate goed uitgeruste jaagboten. Bescherming door de Internationale Walviscommissie zorgde voor een herstel van kleine en middelgrote walvissen, maar grote walvissen zoals blauwe vinvis en grijze walvis bevinden zich in een precaire toestand.
Denken en voelen als mariene organismen versus visvangst
De combinatie van het oceaan(land)schap en mariene biodiversiteit vertoont enerzijds grote gelijkenis met wat we aan land aantreffen, en is anderzijds toch zo verschillend. Het veronderstelt een aangepast perspectief op de oceaan. Sommige biologen stellen voor het continentaal perspectief te ‘marineren’, denken en voelen als mariene organismen. Dat is heel belangrijk want de mens voelt ongelooflijk veel drang om in te grijpen (door ‘te maken’ of ‘te beheren’). We zijn geboren knutselaars die eerst nieuwe dingen ontwikkelen of ingrijpen op de omgeving, in een latere fase ontdekken dat de gevolgen toch niet eenduidig positief zijn, dan corrigeren met vermoedelijk aangepaste strategieën om tot een oplossingen te komen van zee-wijze burgers, politici en experten, om dan in een volgende fase opnieuw tot de conclusie te komen dat het toch dat niet is. Een voorbeeld is het visserijbeheer, waar visvangst werd gezien als een waardevolle aanvulling van het dieet. Maar te grote visvangst leidt tot uitputting van de visstocks, wat je kan beheren door per soort visserijplannen op te stellen en af te dwingen. Maar dan blijkt het visserijplan van de ene soort in conflict met de andere, wordt nog altijd veel bijvangst opgehaald, zodat de situatie niet echt verbetert. Een volgende oplossing is het geïntegreerd visserijbeheer waarbij met ‘alle’ aspecten rekening wordt gehouden. Dat is natuurlijk een grote uitdaging waarmee visserijexperten vandaag de dag worstelen. De meest doortastende oplossing voor herstel is visserij uit te sluiten, een oplossing die hoogst controversieel is.
De verandering van de zee en de wil van de mens
Sinds de mens in grote aantallen op aarde leeft veranderen het oceaanleven en oceaan(land)schap snel. Grote vissen verdwenen in miljoenen netten zodat nu slechts 10 % van de oorspronkelijke aantallen overblijft. Intussen warmt het oceaanwater gestaag op met als gevolg dat jaarlijks de isothermen (temperatuurcurven) van de Noord-Atlantische Oceaan 30 km noordwaarts opschuiven. Grote stukken bodem worden compromisloos leeggeschraapt voor zand en vis in de kustzone, en binnenkort mangaanknollen in de diepzee. Ingenieurs en zakenmensen bepalen het kortetermijnritme, terwijl de langetermijninzichten van wetenschappers grotendeels worden genegeerd. Langs de kust is er wildgroei aan kustinfrastructuur met havens, kabels, havengeulen, windmolenparken en artificiële eilanden. Komt daarbij dat scheepsmotoren en hei-activiteit een hels lawaai veroorzaken, het baggeren en de rivierafvoer het zeewater vertroebelen, vreemde moleculen afkomstig van geneeskunde, pesticiden en bulkchemie in de voedselketen oprukken, en recent ook pontons die voorzien zijn van zonnepanelen de fotosynthese hinderen.
En de mens wil nog meer: de Europese Commissie stelt voor om in het Blue Growth en Green Deal programma meer gebruik te maken van de oceaan met duurzaamheid als leidraad. Dat zou in de eerste plaats milieuduurzaamheid moeten omvatten, want het besef dat de Blauwe Planeet eindige hulpbronnen heeft groeit. Maar tussen besef en realiteit ligt een diepe ravijn. De druk van maatschappelijke en vooral economische duurzaamheid doet vaak het milieu geweld aan. Een voorbeeld is de ontginning van polymetallische nodules (mangaanknollen) op 4000 m diepte in de Stille Oceaan. De ontginning van edele metalen voor de elektronische industrie wordt verrechtvaardigd door de toenemende vraag, wat een exclusief economische druk is. Maar wat dan met strategieën van recyclage, efficiënt gebruik, en grenzen aan de groei om de druk te beheersen, en de langetermijnimpact van verstoorde bodems, troebel water, overmatig geluid, verlaagde productiviteit, en vernielde biodiversiteit? Een oplossing ligt natuurlijk in grenzen aan de groei. Enerzijds doet een grotere wereldbevolking beroep op meer hulpbronnen, maar anderzijds doen ook meer mensen beroep op een hogere levensstandaard gesteund door een hoge ecologische voetafdruk. De ecologische voetafdruk meet de menselijke vraag naar natuurlijk kapitaal. Elke Belg doet beroep op 7,44 ha, wat een deficit in biocapaciteit voorstelt van 1,19 ha/persoon in 2021, een van de hoogste waarden op aarde. Anders gezegd, Belgen leven op “grote voet”, waarbij rijke Belgen logischerwijs de grootste voeten hebben.
De oceaan plooit
De oceaan plooit zich naar elke verandering, op voorwaarde dat er voldoende tijd ter beschikking is. Dat hebben de IJstijden ruim bewezen waarbij koude en warme perioden elkaar afwisselen. Plant en dier kregen de tijd om beetje bij beetje noord- of zuidwaarts te migreren, of zich aan te passen naargelang de verschuivingen in temperatuur en neerslag. Het ritme van de huidige mondiale verandering onder druk van de mens is evenwel veel te hoog zodat aanpassing wringt. In de plaats van een geleidelijke evolutie of migratie, is het dictum van het Antropoceen “overleef of sterf”. Die reële veranderingen gebeuren veelal onder de radar van burgers, ondernemers en politici. Milieuwetenschappers en ngo’s begaan met een duurzame wereld horen te veel lawaai, zien te weinig biodiversiteit, en vinden te veel ongewenste stoffen in de oceaan. Een oplossing biedt zich aan in een wereldwijde duurzame (evenwichtige) voetafdruk op basis van niet alleen slimme maar vooral wijze oplossingen met een groot hart voor het ‘andere’.
filip.volckaert@kuleuven.be