Woekerende plantblindheid: voorbij het niet zien
Ik kan het me niet meer precies herinneren waar we elkaar voor het eerst als soort hebben ontmoet, maar ik heb wel het licht onbehaaglijke gevoel onthouden dat ik aan deze ontmoeting overhield. Het onbehaaglijke, bevreemdende gevoel dat op je komt hangen als een klamme vaatdoek rond je nek. Zoals wanneer je iets opmerkt, maar niet precies kan aanwijzen wat. Een vervreemding. Je ervaart het ook wanneer je naar iets ongedefinieerd blijft staren, maar het niet kan benoemen. Wat als de blinde vlek in je hoofd zit, en niet in je oog.
Ik had net als veel van mijn menselijke soort- en stadsgenoten last van plantblindheid, ik deelde met hen het onvermogen om planten op te merken of te herkennen. Deze lacune in mijn menselijke blik verhinderde me in het determineren van de verandering die plaatsvond onder mijn ogen.
Het was een verloren plek tussen de altijd drukke afritten van de autoweg, langs een hoopje troosteloze Vlaamse steenweg, naast de supermarkt, een zelfbedieningsrestaurant en een schreeuwerige schoenenwinkel. Daar op die plek, waar duizenden wagens dagelijks voorbijrazen en waarvan hun bestuurders de verloren stukjes groen geen blik gunnen, was er iets aan het veranderen. De vermeerdering was ingezet, de lokale invasie was al gestart. Ze verspreidde zich eerst onder de grond, boorde zich door de betonnen wegranden, vrat zich een weg onder het asfalt, verdrong de inheemse soorten en maakte ontelbare aaneengeschakelde vertakkingen die elk opnieuw konden ontkiemen. Kiemkracht.
In de –te– vele autoritjes voorbij deze plek, bleef mijn blik steeds afdwalen naar dit stukje vergeten land dat stevig ingeklemd zat tussen de vele ruimtelijke invullingen van de drukke stadsrand. Daar op die plek, is de gestage transformatie me voor het eerst beginnen op te vallen, en kon ik de opmars van de Japanse duizendknoop in het landschap voor het eerst waarnemen. Eerst onbewust, en onwetend, daarna echter met steeds meer brokjes kennis en aandacht. Het organisme groeide steeds sneller, dieper en hoger tot er niet meer te ontsnappen viel aan de steeds groeiende groene muur van deze -voor mij voorheen- onbekende plant. De plant die ik eerst niet zag of herkende verscheen plots overal en vormde zo een ondoordringbaar visueel baken. Ze eigende zich deze vergeten plek toe, en veroverde jaarlijks opnieuw meer territorium. De invasie was ingezet. En niet alleen hier.
Vanaf het moment dat ik haar kon onderscheiden van de andere planten werden onze ontmoetingen frequenter en talrijker. Ik ontmoette haar op nog geen honderd meter van onze voordeur weelderig in bloei voor de witte elektriciteitskast tussen de bakker en de kerk van het dorp. Ik groette haar in het naburige maïsveld en kwam ze tegen in de perfect getrimde haag van het grootste landhuis van de straat en ze schiet tussen de terrasplanken door van het lokale buurtcafé. Ze staat me na te wuiven langs de spoorlijnen die het land doorkruisen, en ik kom haar tegen op de meeste afritten en bermen van onze Belgische autowegen. Ze beweegt zich vlotjes langs onze waterlopen waar ze zich lustig, doch voornamelijk nog ongeslachtelijk, vermeerdert op de begroeide oevers, en deze oevers tegelijkertijd verzwakt door haar sterke wortels. Ik vond haar terug in het natuurgebied waar je op zondagen en soms eens op een zaterdag met zijn allen kan gaan genieten van de lokale fauna en flora. Ze is erbij in de dichtbegroeide bossen van de Ardennen, ze bevindt zich op haar toppen in de Hoge Venen en is aanwezig in de mij zo geliefde tussen-gebieden, wastelands en brownfields.
Daar stonden we dan, op een koude grijze middag langs een drukke invalsweg, een vergeten achterkant, die bij gebrek aan economische waarde opnieuw was toegeëigend door ‘niet-mensen’. Voorlopig dan toch. We staarden samen naar een meterslange massa van warme bruintinten met hier en daar nog de laatste restanten van bladgroen en helder geel. Door het vallen van de bladeren kwam de grillige structuur van de verhoute stengels bloot liggen met op de uiteinden nog enkele gedroogde bloemblaadjes. Het voelde onwennig. Dit had niet te maken met de andere mens naast mij maar met die derde, nieuwe actor waarmee we wilden samenwerken. We kenden elkaar nog niet goed dus de toenadering was aarzelend, aftastend. Mijn vooringenomenheid was gekleurd door oppervlakkige verhalen en beeldtaal over verspreidingskracht en besmetting en getint met woorden als ‘woekeren’, ‘verdringen’ en ‘invasie’. Het was een gevoel dat zou terugkeren bij volgende ontmoetingen maar elke keer zou afzwakken en plaats zou maken voor meer nieuwsgierigheid, begrip en respect. Behoedzaam baanden we ons een weg dieper in het wild, langs vele brandnetels en distels en troffen er nog massa’s drie meter hoge groepen Japanse duizendknoop aan die, tot onze verbazing, een beek verborgen hielden. Ze kon er goed gedijen en liet niet veel plaats voor de passage van anderen. De plotse sprong van een geasfalteerde parking naar een schijnbaar andere wereld op enkele tientallen meters van elkaar was bevreemdend. Ik ervaarde onze aanwezigheid er haast als storend – verstorend.
Daar stonden we dan, op een koude grijze middag, als indringers—of toch liever ‘bezoekers’—in iemand anders’ leefwereld. Terra incognita. We komen in vrede.
Veel mensen hebben last van ‘plantblindheid’ waardoor planten in hun dagelijkse omgeving in wezen onopgemerkt blijven als figuranten in de achtergrond. Deze cognitieve vertekening leidt tot het over het hoofd zien van het belang van planten in onze ecologie waardoor ze worden uitgesloten van menselijke overwegingen.[1]
Het denkkader rondom het antropoceen maakte reeds duidelijk dat de situatie waarin we natuur—ogenschijnlijk—konden negeren, ons naar een ecologische crisis heeft gebracht. De woekerende plantblindheid wordt hierin uitgedaagd door de overvloedige aanwezigheid van (voorlopig) uitheemse plantensoorten zoals de Japanse duizendknoop. Deze plant werd door de mens geïntroduceerd in West-Europa en verspreidt zich in onze regio ook voornamelijk door menselijke activiteiten. Door haar groeikracht en gebrek aan natuurlijke vijanden hebben andere soorten het moeilijk om hun plaats te behouden. Omdat de duizendknoop ook schade kan toebrengen aan infrastructuur en ze, ondanks vele pogingen, nauwelijks te controleren is, dringt de plant zich op in het gezichtsveld van de mens. Deze zogenoemde ‘invasieve exoten’ hebben in dit proces het potentieel om te fungeren als vaandeldragende pioniers die door hun disruptieve eigenschappen aandacht kunnen opeisen voor de rol van planten in onze samenleving. Hoewel plantblindheid hierdoor zou kunnen verbeteren, brengt dit herstelproces de mens vaak eerder naar een ‘plantmyopie’. Deze bijziendheid ziet enkel het deel van de negatieve impact scherp terwijl het bredere plaatje en de nuances van de werking van onze gedeelde ecologie wazig blijven. De focus ligt daarin hoofdzakelijk bij de bedreiging die deze buitenstaander vormt voor de lokale habitat en de balans die de mens dacht gevonden te hebben met de actoren in hun natuurlijke omgeving.
Om de enge blikken te verruimen en de blinde vlekken bloot te leggen zien we de noodzaak om de relatie met de plant te onderzoeken en herdenken. In ons werk als beeldmakers materialiseren we deze veelzijdige problematiek via uiteenlopende visuele experimenten waarin we in interactie treden met de Japanse duizendknoop en haar context. De uitkomsten hiervan, alsook het proces zelf, zijn tastbare artefacten die dienst doen als discussiepunten in een continue conversatie met de vele actoren die in aanraking komen met de thematiek van de plant. In het onderzoeksproces merkten we een duidelijk evolutie op waarbij we weggingen van de initiële angst die we voelden voor de plant, gevoed vanuit onze antropocentrische blik en de stigma’s rondom plant-nieuwkomers. Ook bij de kunst- en designstudenten die we de afgelopen jaren betrokken in ons onderzoek werden we deze abrupte perceptiewijziging gewaar. Door de Japanse duizendknoop te bezoeken, te bekijken, te voelen, te proeven, te oogsten en met haar materialen en visuele eigenheden te experimenteren transformeerden deze oorspronkelijke angst- en afgunstgevoelens naar een oprechte empathie voor de plant, met respect voor haar zijn. Zichtbaarheid geven en toenadering zoeken kan een eerste stap zijn naar een open blik, op weg naar niet-antropocentrisch denken en een heronderhandeling van onze manier van samenleven.
Niek Kosten & Kristof Vrancken
Het artistieke onderzoek rond de thematiek van de Japanse Duizendknoop werd verder uitgewerkt in het boek: NOT IN MY BACKYARD! An (incomplete) visual, physical & societal dissection of the (invasive alien) plant species Japanese knotweed.[2]
Foto’s: Kristof Vrancken, Google (2), Niek Kosten (6, 9)
↑1 | Wandersee, James H., and Elisabeth E. Schussler. “Preventing Plant Blindness.” The American Biology Teacher 61, no. 2 (1999): 82–86. https://doi.org/10.2307/4450624. |
---|---|
↑2 | Vrancken, K., Kosten, N. “Not in My Backyard: An (Incomplete) Visual, Physical & Societal Dissection of the (Invasive Alien) Plant Species Japanese Knotweed”. (2021) Brussel: LUCA School of Arts. |